Het wietexperiment is wetenschap. Legalisering is politiek.
- Simone van Breda
- 9 okt
- 6 minuten om te lezen
Na vijftig jaar coffeeshopbeleid weten we dat gereguleerde verkoop werkt. Toch blijven partijen zich verschuilen achter onderzoek, terwijl hun standpunten allang zijn bepaald door overtuiging.
Er wordt vaak gedaan alsof de legalisering van cannabis slechts een kwestie van tijd is. Alsof we, zodra het wietexperiment is afgerond, vanzelf op basis van ‘de wetenschap’ tot een besluit komen. Dat is een misverstand. Het experiment gaat over data, metingen en proces — maar legalisering is een politieke keuze. En politiek gaat niet over feiten, maar over overtuigingen, ideologie en macht.
Opmerkelijk is dat partijen die zeggen te staan voor vrijheid, dat begrip vooral hanteren zolang het past binnen hun eigen normen en waarden. Vrijheid blijkt bij hen begrensd — een privilege, geen principe. Het recht op zelfbeschikking, dat in een volwassen democratie onomstreden zou moeten zijn, lijkt opeens niet te gelden zodra het gaat over persoonlijke keuzes.
Wanneer wij brieven naar meer conservatieve partijen sturen, vragen om toelichting of een gesprek aanbieden om beleid toe te lichten of te onderbouwen, blijft het stil. Er komt geen reactie. Dezelfde partijen die vrijheid in elke speech bezingen, blijken doof zodra het onderwerp niet in hun morele mal past.
Politiek gaat niet over data
Regulering en legalisering zijn politieke keuzes. Ze raken aan waarden: vrijheid, verantwoordelijkheid, volksgezondheid, moraliteit. En precies daar zie je de scheidslijn.
Het Experiment gesloten coffeeshopketen is vastgelegd als een tijdelijk experiment waarin wordt onderzocht wat de effecten zijn van gereguleerde teelt en verkoop. Het is wetenschappelijk van aard: meten, evalueren, rapporteren. Toch wordt het in de politieke praktijk vaak gebruikt als uitstelmechanisme. Politici verschuilen zich achter “de uitkomsten van het experiment”, terwijl ze vooraf al weten wat ze ervan vinden. Daarmee wordt wetenschap een schild tegen politieke moed.
Want de feiten liggen allang op tafel. We doen in Nederland alsof we nog moeten ontdekken of gereguleerde verkoop werkt, terwijl we dat na vijftig jaar allang weten. Coffeeshops ontstonden in de jaren zeventig als pragmatische oplossing voor een heroïne-epidemie die destijds hele wijken ontwrichtte. Ze scheidden de markten voor soft- en harddrugs en bewezen daarmee hun nut: overlast nam af, het aantal heroïneverslaafden daalde drastisch en Nederland werd internationaal geroemd om zijn realistische aanpak.
Die historische context lijkt vergeten. Waar coffeeshops ooit onderdeel waren van de oplossing, worden ze nu vaak als het probleem neergezet. Politici spreken over “experimenten” en “risico’s”, maar negeren dat dit systeem al decennialang functioneert — zonder de maatschappelijke ontwrichting die men voorspelt.
En precies daar wordt zichtbaar dat beslissingen niet gaan over kennis of ervaring, maar over overtuiging.
Wie de partijstandpunten op de Cannabis Kieswijzer bekijkt, ziet hoe weinig de discussie nog met feiten te maken heeft en hoe sterk morele overtuigingen de toon zetten. De verschillen zijn groot, maar voorspelbaar. Het valt op dat veel partijen hun oordeel niet lijken te baseren op onderzoek of op de resultaten van het experiment, maar op morele overtuiging of politieke positionering.
De PVV staat helemaal onderaan: tegen regulering, tegen uitbreiding van het experiment, en voor strikte handhaving van het verbod. De partij noemt het experiment “een verkeerd signaal” en grijpt elke kans aan om te pleiten voor terugdraaiing. De BBB kiest, net als de PVV, voor de lijn van “bescherming” en “gezonde leefstijl”. Begrippen die vriendelijk klinken, maar in de praktijk neerkomen op paternalistisch beleid. De SGP is ten minste eerlijk: vrijheid mag worden ingeperkt als dat moreel wenselijk wordt geacht.
De VVD houdt vast aan het experiment als proef, maar weigert uitspraken te doen over vervolgstappen. De partij kiest voor bestuurlijk comfort in plaats van visie: eerst evalueren, dan misschien besluiten. En dan is er JA21, dat zich de afgelopen jaren grotendeels afzijdig hield van het cannabisdebat, maar zich volgens de Cannabis Kieswijzer voor het eerst duidelijk positiever opstelt. De partij spreekt steun uit voor uitbreiding of legalisering van het wietexperiment. Een ontwikkeling die laat zien dat ook binnen het politieke midden-rechts de ruimte voor realisme groeit. Die verschuiving verdient erkenning, juist omdat zij het debat openbreekt waar anderen het blijven ontwijken.
Wanneer je het debat over cannabis volgt zie je dat geen kwestie van wetenschap is, maar van overtuiging. Politieke partijen gebruiken het experiment om hun eigen ideologische grenzen te bevestigen.
Het patroon is breder
Dat patroon zien we niet alleen bij cannabis. Ook in de recente debatten over nicotineproducten en vapes speelde dezelfde spanning tussen vrijheid en moraal. In het schriftelijk overleg over nicotinezakjes en wegwerpvapes pleitten de PVV, BBB en SGP voor strengere verboden en meer sancties, terwijl juist de partijen die waarschuwen voor “betutteling” in andere dossiers ineens de burger niet langer vertrouwen.
Daaruit bleek bovendien iets opmerkelijks: het gebruik van vapes met smaakjes is toegenomen sinds het verbod. Jongeren blijken vapes met verboden smaakstoffen via illegale kanalen makkelijker te vinden dan ooit. De zwarte markt floreert, precies zoals dat eerder gebeurde bij cannabis toen repressie het won van realisme. Het verbod heeft het gebruik niet verminderd, maar verplaatst — van gereguleerd naar ongereguleerd, van zichtbaar naar onzichtbaar.
De VVD verdedigde het verbod op wegwerpvapes met dezelfde redenering waarmee ze marktwerking aanprijst: in naam van de bescherming van de burger. De vrijheid van de ondernemer weegt zwaarder dan de vrijheid van de consument. De politieke logica is daarmee compleet: waar economische vrijheid geld oplevert, wordt ze gevierd; waar persoonlijke vrijheid moreel schuurt, wordt ze ingeperkt.
Deze selectieve omgang met vrijheid laat zien dat het begrip in Nederland grotendeels is uitgehold. Het wordt gebruikt als politieke vlag, niet als principe.
Vrijheid als politiek bezit
De kern van het probleem is dat vrijheid in Nederland wordt behandeld als partijbezit. De ene partij claimt economische vrijheid, de andere sociale. Maar de vrijheid om te beschikken over het eigen lichaam — om te kiezen wat je gebruikt, hoe je leeft, waar je in gelooft — blijft een politiek taboe.
Wie het recht op zelfbeschikking consequent verdedigt, hoort in een democratie ruimte te laten voor diversiteit in levensstijl, geloof en gedrag. Toch blijkt juist dat domein het zwakste punt van partijen die zich graag als “vrijheidslievend” afficheren. De PVV roept om vrijheid van meningsuiting, maar wil bepalen wat mensen wel en niet mogen gebruiken. De BBB beroept zich op boerenverstand en individuele keuze, maar pleit tegelijk voor leefstijlbeleid. En de VVD, die ooit stond voor vertrouwen in de burger, heeft van vrijheid inmiddels een bestuurlijk proces gemaakt: een overleg, een evaluatie, een stapel onderzoeksresultaten.
Die berekende voorzichtigheid is precies wat Nederland al decennia in de weg zit. We weten wat werkt: reguleren, controleren en belasten is effectiever dan verbieden. Maar politieke moed is iets anders dan beleidsmatige voorzichtigheid.
De stilstand als strategie
De kracht van conservatisme is dat het niets hoeft te veranderen om te winnen. Elke vertraging is winst. Zolang partijen vasthouden aan het frame dat regulering “te vroeg” zou zijn en “meer onderzoek” vereist, blijft het status quo overeind. En hoe langer die status quo duurt, hoe meer politieke macht verschuift naar de partijen die verandering uitstellen.
De ironie is dat juist dit gebrek aan besluitvaardigheid criminaliteit in stand houdt. Wie zich beroept op orde en veiligheid, maar weigert de illegale markt te vervangen door een gereguleerde, transparante keten, kiest feitelijk voor chaos. Niet omdat men dat wil, maar omdat men het aandurven van verantwoordelijkheid verwart met het bewaren van orde.
Het wietexperiment is wetenschap. Legalisering is politiek. En zolang politici zich blijven verschuilen achter onderzoeksresultaten om hun morele ongemak te maskeren, verandert er niets. De vraag is niet wat de data zeggen, maar wat partijen durven te beslissen als die data er liggen. Vrijheid is geen bijproduct van beleid, maar het uitgangspunt ervan. Wie zegt dat te verdedigen, moet ophouden met selecteren welke vrijheid telt.
Wie werkelijk in vrijheid gelooft, moet durven accepteren dat die ook geldt voor keuzes waar men zelf niet van houdt. Dáár begint volwassen politiek.
Bronnen
Cannabis Kieswijzer 2025 – Overzicht van partijstandpunten over cannabisbeleid, gepubliceerd door Stichting Verbond voor Opheffing van het Cannabisverbod (VOC), 2025. Beschikbaar via: www.cannabis-kieswijzer.nl
Schriftelijk overleg nicotinezakjes en wegwerpvapes (Tweede Kamer, april 2025) – Kamerdocumenten over het tabaks- en nicotinebeleid, inclusief cijfers over stijgend gebruik van illegale vapes met smaakstoffen.
Verslag vragenuur over het Experiment gesloten coffeeshopketen (Tweede Kamer, 11 maart 2025) – Debatverslag over de uitvoering van het experiment en het kabinetsstandpunt.
Ontwerpbesluit wijziging Besluit experiment gesloten coffeeshopketen (februari 2025) – Officiële stukken van de Ministeries van VWS en JenV over aanpassingen aan het experiment.
Volksgezondheid en Zorg (VZinfo.nl) – Statistische informatie over middelengebruik in Nederland (2024).
Nederlandse drugsstrategie en coffeeshopbeleid (Rijksoverheid.nl) – Beleidsdocumenten en toelichtingen op de Wet experiment gesloten coffeeshopketen.
Trimbos-instituut (2025) – Nieuwsbericht over toename van het gebruik van illegale vapes met smaakstoffen onder jongeren.
Opmerkingen